Over dieren

123. Mosselen uit zoet water

Soms vind je de schelpen van een grote mossel bij vennen, rivieren en beken: de zwanenmossel. Ik zie ze niet vaak, maar ik heb iedere keer als ik er een vind, weer het gevoel dat die beestjes geweldig verdwaald zijn in zo'n beekje of in een vennetje. Ze zijn natuurlijk altijd dood, want om ze levend te zien moet je onder water en in de modder zoeken. Maar ook dood zijn ze nog imposant: de schelpen zijn 10 cm of meer en ze schijnen soms 20 cm te halen! Als je dat vergelijkt met de zoutwater mossel die we eten: die haalt zo'n 5-7 cm!

De mosselen die wij eten komen dus uit zee en niet uit vijvers zo'n honderd kilometer landinwaarts. Ik heb de eerste keer moeten zoeken hoe deze grote zoetwater mosselen heten en ik vroeg mij toen ook af of ze eetbaar waren. Dat laatste weet ik nog steeds niet zeker: waarschijnlijk wel maar niemand doet het dus ze zullen wel niet erg lekker zijn.

123. Zwanenmossel (317K)
Schelp van de zwanenmossel gevonden bij de Dommel. Aan de rand zitten knaagsporen.

De zwanenmossel
De zwanenmossel (Anodonta cygnea) is niet zeldzaam in Nederland en leeft in vijvers, sloten, plassen. De zwanenmossel kan 20 cm lang worden zoals gezegd en leeft grotendeels weggedoken in de modder. De zwanenmossel heeft nog een kleiner zoetwater neefje: de vijvermossel of eendenmossel. De vijvermossel (Anodonta anatina) wordt ongeveer 10 cm groot en zou in dezelfde vijvers en sloten leven net als de grote neef. Op internet wordt het niet helemaal duidelijk of deze mossel nu wel of niet in Nederland voorkomt en inheems is, maar ik neem aan van wel.
Het dagelijks leven van de zwanenmossel lijkt niet erg spannend. Ze openen hun schelp op een kiertje en een sifo, een buisje, wordt naar buiten gestoken en daarmee zuigt de mossel water aan. Uit het water zeeft het dier zijn eten. Een tweede sifo zorgt voor de afvoer van het water en de afvalproducten.
Beide zoetwater mosselsoorten kunnen een voet naar buiten brengen, net als een slak, en zich dan verplaatsen. Het lijkt niet erg boeiend, maar het is toch weer wat meer dan bij de gewone mossel. Als die zijn stek gevonden heeft op een steen of een paal, zit hij vast voor de rest van zijn leven met de zogenaamde baard. Dit zijn de donkere haren die je nog wel eens ziet op mosselen die niet helemaal goed zijn schoongemaakt.

Andere zoetwater mosselen
Er zijn nog meer soorten zoetwater mosselen in ons land. Welke precies is niet echt duidelijk: internet laat me aardig in de steek als ik een overzicht zoek. Verschillende soorten stroommossels schijnen het moeilijk te hebben en staan op de lijst van bedreigde soorten, over de bolle stroommossel (Unio tumidus) en de schildersmossel (Unio pictorum) wordt dit niet gezegd. Maar de driehoeksmossel (Dreissena polymorpha) is zelf een probleem. Dit kleine driehoekige mosseltje komt oorspronkelijk uit de Kaspische Zee en de Zwarte Zee maar verdringt in West-Europa en Noord-Amerika inheemse soorten. Allemaal niet zo erg spannend misschien, maar dan kom je bij de parels en de seks en wordt het opeens heel interessant. Eerst de parels.

123. Driehoeksmossel (416K)
De uitheemse driehoeksmossel (Dreissena polymorpha) is klein, maar ziet er leuk uit.

Parels uit mosselen
De opera liefhebbers kennen zeker de opera "De parelvissers" van Bizet rond de verhalen over Japanse vrouwen die heel diep kunnen duiken en lang onder water kunnen blijven om de pareloesters op te duiken. Tegenwoordig zijn tropische oesters uit zee inderdaad de belangrijkste leveranciers van parels, vooral de pareloester die wel 25 cm kan worden. Maar dat is niet altijd zo geweest. De Romeinen waren al dol op parels en die kwamen niet uit Japan.

Er is een verhaal dat de Romeinen Engeland veroverd hebben vanwege de parelmosselen! En dat waren zoetwater parelmosselen: de Margaritifera margaritifera. En dus geen zoutwater oester soort! De parelmossel kan in heel Europa leven als de directe omgeving geschikt is. De parelmossel vraagt helder, koud water met weinig kalk en een zanderige bodem. In het kalkrijke Zuid-Limburg hoort de parelmossel dus helaas niet thuis, maar wel in de Ardennen, in Engeland dus en eigenlijk in alle landen in Midden-Europa. Helaas, wil de parelmossel helder en schoon water en dat is tegenwoordig zeldzaam zodat het dier in alle landen met uitsterven wordt bedreigd. Gelukkig wordt er hard gewerkt aan het verbeteren van het milieu voor deze dieren, maar clandestiene vangst voor de parels schijnt ook nog een probleem te zijn.

Het vormen van parels in schelpdieren is overigens niets bijzonders. Een schelpdier maakt een schelp door kalkverbindingen te vormen op zijn buitenkant, op de mantel. Onze mergel is niets anders dan de resten van schelpen en schelpjes. Aan de buitenkant is de schelp meestal van 'dood' materiaal en vrij ruw, maar de binnenkant bestaat uit paarlemoer. Paarlemoer is opgebouwd uit half doorzichtige, half spiegelende laagjes waardoor de typische glans en de verschuivende kleuren ontstaan. Paarlemoer of parelmoer betekent letterlijk "moeder van de parel" en dat klopt ook. Alle schelpdieren kunnen parels maken. Als een zandkorreltje of een parasiet de schelp binnen dringt, probeert het schelpdier de indringer onschadelijk te maken door er een laag parelmoer omheen te bouwen en als er voldoende lagen omheen zitten noemen wij dat een parel. Toch vind ik zelden parels als ik mosselen eet. Dat heeft twee redenen: de meeste parels zitten vast aan de schelp en zijn helemaal niet rond en bovendien zijn de mosselen die wij eten maar drie of vier jaar oud en dan zijn de eventuele parels nog erg klein.
Maar het kan dus wel een parel vinden terwijl je mosselen eet! De vraag is dan nog of het een mooie parel is. De ene soort mosselen maakt veel mooier paarlemoer dan een andere. De gewone mossel is er niet zo sterk in, maar de zwanenmossel en de parelmossel maken heel mooi paarlemoer. De schelpen van deze twee soorten werden vroeger gebruikt om er paarlemoeren knoopjes uit te stansen. De parelmossel maakt dus heel mooi paarlemoer. Bovendien wordt de parelmossel wel 100 jaar oud! Waarschijnlijk de recordhouder onder de zoetwater mosselen, maar de zwanenmossel kan er ook wat van met 70 jaar. De parels in de parelmossel krijgen dus de tijd om te groeien. De parelmossel is een flinke mossel, zo'n 10-15 cm, maar voor de leek is er niets bijzonders aan te zien: een gewone mossel. Maar één op de 1000 tot één op een miljoen bevat een parel en een deskundige schijnt aan de buitenkant te kunnen zien of er waarschijnlijk wel of niet een in zit, maar de clandestiene verzamelaars pakken waarschijnlijk alles.

123. Margaritifera margaritifera Wiki (304K)
De binnenkant van de parelmosselen bestaat uit heel fraai parelmoer, net als de parels.

De voortplanting
Parelmosselen kunnen dus heel oud worden. Voor de natuurbeschermers is dat zowel een voordeel als een probleem. Als ze niet zo oud werden waren ze misschien al uitgestorven, maar aan de andere kant als je een kolonie oude mosselen vindt, betekent dat niet dat er geen problemen zijn: het kan zijn dat er zich alle tientallen jaren geen jonge mosselen gevestigd hebben!
Je kunt je het bijna niet voorstellen: 30 tot 60 jaar lang kan een vrouwelijke parelmossel ieder jaar op het einde van de zomer 3 miljoen jonkies loslaten en dan nog bedreigd worden met uitsterven! Maar de eerste stap is al een probleem. De larve van de parelmossel moet een vis vinden, en liefst eentje uit de zalmen en forellen familie, om zich te kunnen vestigen in de kieuwen. Waarschijnlijk vinden de vissen meer mossellarven dan omgekeerd en dan is het dus afgelopen. Veel last schijnen de vissen niet te hebben van de mossellarven en in het volgende voorjaar laten die weer los om een goed plekje te vinden om zich te vestigen. Als ze niet opgegeten worden de vissen, bereiken ze na vier of vijf jaar een lengte van twee centimeter en dan is het ergste voorbij.

123. Bittervoorn - Rhodeus_sericeus (408K)
Koppel bittervoorns bij een aantal zoetwaterschelpen. Bij het vrouwtje lijkt de legbuis zichtbaar.

De bittervoorn
Alle zoetwater mosselen hebben hetzelfde systeem van voortplanting maar ze hebben niet allemaal een duidelijke voorkeur voor de zalmachtige vissen. Dat zou ook niet kunnen want zalm en forel houden niet van de moddersloten waar bijvoorbeeld de zwanenmossel woont. Een speciaal geval is de bittervoorn. De bittervoorn is een klein visje (tot 10 cm) uit de karper familie dat ook in Nederland voorkomt. Het visje leeft in sloten, vijvers, beekjes en schijnt zeer onopvallend te zijn want pas in de negentiende eeuw is het officieel in de fauna opgenomen! Tegenwoordig wordt het wel in aquaria gehouden omdat het levendig is en wat kleurtjes heeft.
Interessant in dit geval is het seksleven van de bittervoorn (Rhodeus amarus). Als het vrouwtje bittervoorn vindt dat het tijd is om eitjes te leggen zoekt ze een zoetwater mossel. Een duidelijke voorkeur voor een soort schijnt ze niet te hebben. Als de mossel open gaat en de sifo naar buiten schuift om te gaan eten, legt ze met behulp van een lange legbuis de eitjes in de sifo van de mossel. Het mannetje van de bittervoorn heeft daar opgewacht en stort zijn sperma over de mossel: een aantal zullen via de sifo wel bij de eitjes te recht komen. Zo zit de mossel dus plotseling met een aantal bittervoorn baby's opgescheept.
De jonge bittervoorns zitten goed beschermd binnen de schelp en veel last schijnt de mossel niet van ze te hebben. Maar mogelijk is er nog wat gebeurd. Als de bittervoorn een vrouwelijke mossel heeft gekozen, kan het zijn dat die misschien wel op vissenbezoek zat te wachten. Misschien zat ze net met een miljoen larfjes of zo en is het bittervoorn echtpaar vertrokken met een aantal mossellarven aan de kieuwen!

123. Leegegeten zwanenmossels (443K)
De muskusrat heeft de zwanenmossels geconsumeerd op een boomstam in de beek.

Wie eet er wel zwanenmossels?
De aanleiding voor dit artikel was de vondst van een flink aantal schelpen van de zwanenmossel op omgevallen boomstammen in de Beerze, een beek bij mij in de buurt in Midden Brabant. Ik vond ze op twee verschillende boomstammen, een keer in februari en een keer in maart 2017. De stammen lagen zo'n honderd meter uit elkaar in dezelfde beek. De schelpen waren daar zeker niet aangespoeld: ze waren opgevist en leeggegeten. En de dader was niet bang voor snelstromend en zeer koud water! Ik kon de schelpen alleen vanaf de oever fotograferen want het water stond veel te hoog. Maar wie was de dader?
Na een tijdje puzzelen met vrienden, kwamen we tot de conclusie dat het een rat moest zijn. Eerst dachten we aan de bruine rat of waterrat, maar later leek de muskusrat of bisamrat (Ondatra zibethicus) toch waarschijnlijker. Deze immigrant is in onze omgeving in Brabant, zonder dijken die ondergraven kunnen worden, geen echt probleem maar dat betekent niet dat ze er niet zijn. Nog sterker: de eerste 'wilde' muskusratten in Nederland werden in 1941 gezien in Valkenswaard. Ontsnapt uit toen al verboden bontkwekerijen.
In de jaren na 2017 heb ik trouwens dergelijke sporen van de muskusrat niet meer gevonden. Het is wel een exoot, maar een beetje jammer vind ik het toch wel.

Jan van Dingenen - 2019